Ter verantwoording
- Omdat het in het promotieonderzoek draait om de ontstaanscontext van de gedichten en hun functie in de praktijk en profilering van Vos’ dichterschap, zijn de vindplaatsen van de gedichten buiten Vos’ verzameld werk in principe beperkt tot publicaties (in handschrift en druk) tijdens zijn leven. Opname in de heruitgave van Vos’ verzameld werk in 1726 wordt dus niet vermeld, en dat geldt ook voor opname van Vos’ gedichten in bloemlezingen in latere eeuwen.
- Genrekwalificaties van gedichten zijn vrijwel altijd discutabel.
De genreaanduidingen die gebruikt zijn, zijn waar mogelijk dezelfde als de aanduidingen die Vos en Lescaille gebruikten bij het samenstellen van Alle de gedichten I en II (1662 en 1671). Wanneer een gedicht overduidelijk kenmerken van meerdere genres heeft, is een tweede genre tussen haakjes toegevoegd.
- Tot de ‘geadresseerden’ van de gedichten worden gerekend: personen die in de titel genoemd worden of aan wie het gedicht blijkens andere bronnen of de inhoud van het gedicht is opgedragen. Als onduidelijk is of een gedicht aan een werkelijke persoon gericht is, omdat enkel een voornaam of initialen genoemd worden, zijn geen geadresseerden opgenomen, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat voornaam of initialen iemand uit Vos’ netwerk representeren (die redenen worden dan in het betreffende lemma genoemd). Ook historische figuren die geen deel uit konden maken van Vos’ sociale netwerk of het sociale netwerk van zijn geadresseerden (iemand als Ovidius bijvoorbeeld), zijn in principe niet als geadresseerden opgenomen.
- De historische informatie over de geadresseerden is in principe afkomstig uit de standaardbronnen: biografische woordenboeken (biografischportaal.nl); Elias 1903-1905, Dudok van Heel 2008 en Zandvliet 2006 (regenten); RKD en Haak 1984 (schilders); en DBNL (dichters). Wanneer geadresseerden lastig te vinden zijn, is aanvullende bronvermelding opgenomen.